Homilie

De homilie gehouden op 7 december 2014 in de Gereformeerde Kerk te Nieuwkoop naar aanleiding van Jesaja 40:1-11 en 2 Petrus 3:8-18.
Suzan ten Heuw

In elke tijd en in iedere samenleving kun je je de vraag stellen: wie wordt hier beschouwd als vreemdeling? En wie zijn de mensen die zich ‘het recht’ voorbehouden zichzelf niet onder de noemer ‘vreemdeling’ te scharen. Kenmerkend voor de positie van de joden in een niet-joodse omgeving is dat zij maatschappelijk gezien in den vreemde zijn. In de tekst uit Jesaja bevinden zij zich in de ballingschap, een voor het jodendom zwarte bladzijde in de geschiedenis en een tijd waarin veel geschriften verschijnen. Nadat hun tempel – lees de veruiterlijking van hun religie – aan puin lag en zij weggevoerd waren, genoten zij enige godsdienstvrijheid maar vaak wel binnen de marges van een land – in dit geval Babel. De joden waren weliswaar vrij hun geloof te belijden, maar binnen een positie van isolement.
Lees verder ...

Verwachting
Weet gij het ook de ganse nacht?
De vogels komen. Aan een geuren
- Van wind, van water? - valt te speuren
hoe ’t lage land een komst verwacht.

Mórgen het teken aan de lucht
- een frons, een lijn, een krimpend wolken -
en dan, bui van geluid, een vlucht
die dalen gaat: de vogelvolken.

En wéér staan in verwondering
wij tussen dit gevleugeld sneeuwen;
morgen - dan zijn wij, lieveling,
het eerste paar van duizend eeuwen.

Uit: Gerhardt, I., Verzamelde gedichten, Amsterdam 2005, p. 93.